Er loopt een pad door de Ruygeborg.
Het gras herinnert aan een vorige weidebestaan.
Kijkend over het land naar de lucht,
merk ik verandering van het seizoen.
Ganzen vliegen over de Ruygeborg,
strijken neer op het weiland.
Ik ben in het landschap ernaast.
Wilde nieuwe natuur,
een variatie aan structuren.
Het riet kleurt omber.
Distels zijn verdord.
Grassen rijzen op en neer.
Het land is moerassig,
planten die terug gaan naar de bodem.
Greppels veranderen in vrije vorm.
Boven zoekt een valk,
zijn vleugels gespreid.
Buiten waait de herfst.
Het land is in overgang.